|
||||||||
|
Misschien klinkt de naam van Idrissa Soumaoro niet meteen heel bekend in de oren, maar dat zou mogen veranderen: hij was immers de man die in 1978 de plaat “Tioko-Tioko” uitbracht met het ensemble L’Eclipse de l’I.J.A. en die afkorting staat voor “Institut des Jeunes Aveugles”. Soumaoro gaf daar muziekles en deze vandaag veel gezochte LP was het debuut van een blind koppel dat vandaag een grote naam heeft: Amadou et Mariam. Die werden door Idrissa aan producer Marc-Antoine Moreau voorgesteld en de rest is een beetje muziekgeschiedenis. Hoewel: een paar dingen moeten nog vermeld worden: na zijn passage in Bamako, werd Soumaoro toegewezen aan het Institut Pédagogique d’enseignement général in Diré. En dat is dan weer de stad waar onze man een groot deel van zijn volwassen leven sleet: hij gaf er muziekles, leerde er zijn vrouw kennen en werd papa van een dochtertje dat al snel ook overleed. Met de medewerking van de al genoemde Moreau. Die overleed overigens in 2017 en had, als Directeur van de Afrikaanse poot van Universal Music, ook de band Jupiter & Okwess op de rails gezet. Maar, terug naar Idrissa: in 2012 begon hij, onder leiding van Moreau, met de opnames van deze plaat die er dus een dikke tien jaar heeft over gedaan om uiteindelijk toch uitgebracht te worden. Het zal u niet onbekend zijn dat Mali allesbehalve vreedzame tijden beleeft en dat op nogal wat momenten het maken en uitbrengen van een plaat niet meteen tot de prioriteiten behoort. Als dan tot overmaat van ramp de producer overlijdt, is het hek helemaal van de dam, maar: de plaat is er en ze is erg mooi. Dat zeggen trouwens mensen die het kunnen weten ook over de stad Diré, waar de plaat naar vernoemd is; Diré is een mooie stad, die daar bovenop ook nog symbool staat voor de betere toekomst die Mali ooit zal moeten krijgen. In Diré leven de mensen in vrede samen en kunnen ze zich bezighouden met de dingen die er echt toe doen.Vandaar dat Idrissa met flink wat heimwee in de stem zingt over de stad: opener “Diré Taga” vertelt over de reis erheen en “Kalata” en “I Djidja” zijn oproepen aan de burgers o hij energie niet in oorlogvoeren te steken, maar bijvoorbeeld voor de natuur te zorgen of vooral de liefde na te jagen. Daar worden we met z’n allen betere mensen van. “Kassi” is heel bijzonder: iemand die rouwt om een geliefde wordt rechtstreeks aangesproken: “ween niet om hem, want hij gaat naar een plaats waar hij gelukkig zal zijn”. In “Bi Fourou” is het de jeugd die aangesproken wordt: trouw niet zomaar met de eerste de beste, maar leer elkaar eerst grondig kennen. Iets vergelijkbaars in “N’Den Tedi”, waarin een jongeman de hand van zijn geliefde geweigerd ziet, omwille van zijn lageren komaf: dat is sowieso niet goed en het vloekt met wat de basis van een goed huwelijk zou moeten zijn. Dat wenst hij ook zijn eigen dochter toe in “Don’t Worry”, waarin hij haar belooft haar nooit te zullen uithuwelijken aan iemand die ze graag ziet. “Sally” is dan weer het relaas van een man, op zoek naar een jeugdliefde, die hij graag opnieuw zou ontmoeten. “Sababou” schreef hij voor zijn vrienden en collega’s, toen hij Diré moest verlaten en naar Bamako overgeplaatst werd en tegelijk is het een ode aan de vrouw, die al vele jaren aan zijn zijde staat en alles met hem deelt. De slotsong is “Yélé”, de hyper-Afrikaanse methode om gelukkig te worden: probeer altijd te lachten, want lachen is een prima medicijn. Amadou Bagayogo speelt en trouwens een heel mooie gitaarpartij op. Dat lijkt me een goed idee voor een flink deel van onze verzuurde West-Europese omgeving, maar in het kader van deze lijnen is het vooral een opstapje naar de conclusie: dit is een erg knappe plaat, heel traditioneel inzake muzikale opbouw, maar behoorlijk baanbrekend wat de teksten aangaat. Die worden overigens zowel in het Bambara, het Frans als het Engels gezongen. . Ten zeerste aanbevolen ! (Dani Heyvaert)
|